Interieur en techniek
Stoomturbines van Parsons
De Rotterdam is een stoomschip. Het is wereldwijd het enige passagiersschip met stoomturbines waarvan de complete machinekamer nog te bezichtigen is. Velen denken dan direct aan het scheppen van grote hoeveelheden kolen om de ketels te stoken. Sinds de twintiger jaren van de vorige eeuw werden de ketels van de toen gebouwde stoomschepen echter al met olie gestookt. Zo hebben jarenlang stoomschepen de wereldzeeën bevaren tot en met de mammoettankers. Dat kwam omdat vele scheepvaartmaatschappijen onvoldoende het vertrouwen hadden dat de benodigde grote vermogens op betrouwbare wijze konden worden geleverd door motoren. Weliswaar waren motorschepen economischer in gebruik, maar schepen met een stoomturbine-installatie waren stiller en hadden minder last van trillingen. Bovendien kon het surplus aan (stoom)energie op passagiers- en bijvoorbeeld tankschepen goed worden gebruikt voor de verwarming van hutten en ladingtanks.
Een doorbraak in de stoomvoortstuwingstechniek kwam al in 1894, toen The Parsons Marine Steam Turbine Co in Wallsend bij Newcastle upon Tyne een experimentele turbine-installatie in het stoomschip Turbinia demonstreerde. De installatie verving de traditionele zuigermachine. De Turbinia haalde na een aantal grondige verbeteringen 34,5 knoop (oftewel 63,8 km per uur), wat voor die tijd spectaculair was. De turbinetechniek houdt in, dat in stoomketels geproduceerde stoom op een schoepenrad wordt gespoten waardoor een draaiende beweging ontstaat. De turbine is via tandwielkasten gekoppeld aan de schroefas. Om elektriciteit op te wekken kan een turbine ook worden gekoppeld aan een generator.
Voordeel van de turbine ten opzichte van de zuigermachine is dat de verticale beweging van de zuigerstangen niet hoeft te worden omgezet in een draaiende beweging van de as. Hierdoor worden trillingen voorkomen en kan meer snelheid worden bereikt.

5.0.3
Meestal werden de turbines in licentie gebouwd bij de bouwwerf of een machinefabriek in de buurt daarvan. De Rotterdam was een van de grote vertegenwoordigers van de generatie passagiersschepen voor de lijndienst. In de zestiger jaren behoorde het schip tot de top tien van de wereldranglijst.
De Rotterdam is het grootste passagiersschip dat in Nederland is gebouwd met Parsons turbines. Het andere in Nederland gebouwde stoomschip met Parsons turbines, de Statendam van 1957, is in 1986 omgebouwd tot motorschip en in 2004 gesloopt.
De turbines van de Rotterdam zijn in licentie gebouwd bij De Schelde in Vlissingen.
De bakboord lagedruk turbine foto Klaas Krijnen
De bakboord hogedruk achteruit turbine met daarachter de middeldruk vooruit turbine foto Jan-Willem Koene
Een van de condensors onder de turbines, waarin de verbruikte stoom werd teruggebracht tot water voor de ketels foto Jan-Willem Koene
De installatie bestaat uit twee hoofdgroepen met voor- en achteruit turbines die in normaal continubedrijf per groep 17.500 APK bij 131.5 omwentelingen per minuut produceren. De dienstsnelheid bedraagt 20,5 knopen. Het maximumvermogen bedraagt per groep 19.250 APK bij 135,5 omwentelingen van de schroef per minuut.
De twee hoofdgroepen zijn verdeeld in ieder 3 turbines, met hogedruk, middendruk en lagedrukturbines. In de lagedrukturbines is een diabolo-vormige schoependrager flexibel in het turbinehuis geplaatst. Er zijn ook twee afzonderlijke hogedrukachteruitturbines geïnstalleerd. Deze kunnen 10.500 APK per turbine produceren, met 108 omwentelingen van de schroef per minuut.
Het hoofdmanoeuvreerpaneel foto Jan-Willem Koene
Bij het ontwerp van de totale installatie moest rekening worden gehouden met wisselend gebruik van het schip in de transatlantische lijndienst en in de cruisevaart. Verschil daartussen is dat in de lijndienst het schip vijf of zes dagen continu volle kracht vaart, terwijl in de cruisevaart het schip afwisselend snel, langzaam vaart en soms zelfs om de dag stil ligt. In het ketelruim staan vier door De Schelde gebouwde ketels konden zo worden gestookt, dat zij ook bij weinig behoefte aan stoom efficiënt werkten.
Gelet op de mogelijke militaire bestemming in oorlogstijd was de voortstuwingsinstallatie voorbereid op een extra hoge snelheid om in konvooi te kunnen varen. Daarvoor werd een vierde ketel geplaatst en werden voorzieningen aan de turbines getroffen.
Ketel 4 foto Leon Beesemer
De door de ketels geproduceerde stroom werd ook gebruikt voor het opwekken van elektriciteit in het generatorruim, ook wel ‘De Centrale’ genoemd, waar vier turbogeneratoren 2 tot 2,5 Mega Watt opwekten.
Het hoofdschakelbord in de centrale in 1993 foto Klaas Krijnen
Overzicht van de vier turbogeneratoren in het generatorruim foto Jan-Willem Koene
Stoom werd ook gebruikt voor het ontzilten van zeewater. In het verdamperruim staan drie verdampers die elk 250 ton zuiver water per dag maakten. Het water werd gebruikt in de ketels, maar ook voor de passagiers en bemanning.
Een van de drie verdampers foto klaas Krijnen