De Staatssecretaris van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschappen
de heer mr. drs. C.H.J. van Leeuwen
Postbus 25000
2700 LZ Zoetermeer

Onderwerp: Stoomschip Rotterdam

Mijnheer de Staatssecretaris,

Op uw verzoek heeft de Raad voor Cultuur zich gebogen over de cultuurhistorische waardering van het Stoomschip Rotterdam (1959). Bij zijn beraadslagingen heeft de Raad zich gebaseerd op het documentatiemateriaal van de Stichting Behoud Stoomschip Rotterdam, inclusief fotomateriaal, en op ‘een scan van de culturele waarde van het voormalige vlaggenschip’ uitgevoerd door het Instituut Collectie Nederland (ICN). Deze brief vormt de weerslag van de beraadslagingen van de Raad voor Cultuur. Naast de cultuurhistorische beschouwing gaat de Raad in op een aantal andere aspecten die van belang (kunnen) zijn bij eventuele bescherming en behoud van de SS Rotterdam.

Het Stoomschip Rotterdam is in de Nederlandse context een uniek object. Het schip vormt een ijkpunt voor de scheepsbouw van de wederopbouwperiode. Interieur, exterieur, techniek, ontwerp en constructie zijn op bijzondere wijze geïntegreerd tot een schip dat exemplarisch is voor het optimisme en de democratisering van de samenleving van de naoorlogse jaren. Na 1945 vond bij de ontwerpen van passagiersschepen een duidelijke, snelle ontwikkeling plaats naar meer elegantie. De SS Rotterdam is hiervan in Nederland zowel het sluitstuk als het hoogtepunt. Er is onder andere ruime aandacht geschonken aan vormgeving en esthetiek van het in- en exterieur en de afstemming daartussen. Nieuw aan de SS Rotterdam was dat het schip geen drie maar twee (deels inwisselbare) passagiersklassen kende en dat deze horizontaal – en niet zoals te doen gebruikelijk verticaal – van elkaar werden gesitueerd. Met andere woorden: passagiers in de tweede (of toeristenklasse) waren niet meer per se veroordeeld tot het meest onaantrekkelijke, onderste deel van het schip.

De SS Rotterdam is gebouwd in een periode dat bekend was dat vliegtuigen op korte termijn de functie van passagiersvaartuigen op de transatlantische route zouden (kunnen) overnemen. Het schip moest na zijn actieve bestaan als passagiersschip gemakkelijk kunnen worden getransformeerd tot cruiseschip, met uiteenlopende bestemmingen op verschillende continenten. Bij de bouw is op alle niveaus rekening gehouden met de voorwaarden tot mogelijke transformatie. Dat uit zich bijvoorbeeld in de onderwerpskeuze van decoraties waarbij ontwerpers zijn uitgegaan van universele thema’s, terwijl bij reguliere lijnvaartdiensten het decoratieprogramma is afgestemd op route en bestemming. Tevens was het mogelijk de stoommachines op halve kracht (‘cruisesnelheid’) te laten draaien en konden de twee passagiersklassen eenvoudig tot één klasse (van belang voor de cruisevaart) worden omgevormd. Zowel vormgeving en inrichting als techniek zijn afgestemd op een zo’n groot mogelijke flexibiliteit.

De artistieke kwaliteit van het interieur is als zeer bijzonder te kwalificeren. Dergelijke ensembles uit de wederopbouwperiode zijn zeer zeldzaam. De Raad acht het echter niet mogelijk om op basis van het beschikbare beeldmateriaal de authenticiteit van het interieur vast te stellen. In aanleg is deze weliswaar van hoge kwaliteit, maar onduidelijk is welke delen van het interieur zich nog in originele staat bevinden en welke mogelijkheden er – in geval van aantasting of verval – zijn tot herstel. De Raad is daarom van oordeel dat waardestellend onderzoek uitsluitsel zal moeten bieden over de huidige staat van het interieur. Op basis van die waardestelling kan vervolgens per ruimte (of delen daarvan) worden beoordeeld in hoeverre deze beschermenswaardig, of restaureerbaar danwel vervangbaar zijn. Naast vaststelling van authenticiteit van de kunstwerken dienen deze ook te worden geplaatst in het oeuvre van desbetreffende kunstenaars om tot een goed oordeel te kunnen komen. Overigens dient de huidige staat van de SS Rotterdam uitgebreid te worden gedocumenteerd, in beeld en geschrift. Elke restauratie, hoe goed ook uitgevoerd, gaat immers gepaard met het verlies van authentieke waarden.

De Raad is van mening dat het behoud van de cultuurhistorische waarde van de SS Rotterdam een stevige basis kan bieden voor nieuwe gebruikswaarden. Wel moet worden bedacht dat intensief gebruik van het schip grote consequenties kan hebben voor het historische interieur. Meer dan in een gebouwde omgeving is het interieur van een schip zeer kwetsbaar. Het is dan ook niet uit te sluiten dat het na ongeveer een periode van 25 jaar zo sterk aangetast zal blijken te zijn dat het schip waarschijnlijk in zijn huidige vorm zal moeten worden afgeschreven.

De cultuurhistorische waarde van de SS Rotterdam is evident. In aansluiting op die constatering maakt de Raad met betrekking tot het varend erfgoed een tweetal opmerkingen, die tezamen met de cultuurhistorische argumenten van belang kunnen zijn voor uw afweging ten aanzien van eventuele bescherming en behoud van het Stoomschip Rotterdam. Ten eerste constateert de Raad dat er groot maatschappelijk draagvlak bestaat voor het behoud van varend erfgoed. Dat blijkt onder andere uit de grote publieke belangstelling voor maritieme manifestaties en het feit dat Nederland ‘s-werelds grootste (particuliere) verzameling schepen van vóór 1950 herbergt. Opvallend is dat deze verzameling van zo’n vijf- tot zesduizend stuks voornamelijk bestaat uit schepen ten behoeve van de binnen- of kustvaart. Zeevarende schepen zijn niet of nauwelijks vertegenwoordigd in de ‘collectie Nederland’. Dit is mede te verklaren uit het feit dat vooral particulieren zich het lot van het varend erfgoed aantrekken. Zij zijn echter vaak niet in staat de hoge kosten van grote zeeschepen voor hun rekening te nemen en kiezen derhalve voor het behoud en beheer van kleinere schepen.

Ten tweede vraagt de Raad aandacht voor een aantal juridische aspecten. Ondanks het grote maatschappelijke draagvlak is er geen afdoende juridisch instrumentarium ter bescherming en behoud van varend erfgoed voorhanden. De Monumentenwet 1988 biedt slechts uitkomst voor onroerende goederen van cultuurhistorische, esthetische en / of wetenschappelijke waarde, ouder dan vijftig jaar. Schepen worden als zodanig niet als onroerend goed aangemerkt. Plaatsing op de rijksmonumentenlijst van de SS Rotterdam is derhalve uitgesloten. Overigens heeft een aantal gemeenten in Nederland wel de mogelijkheid te baat genomen om hun plaatselijke monumentenverordening open te stellen voor varend erfgoed of erfgoed jonger dan vijftig jaar. Vanwege zijn uitzonderlijk karakter en omvang lijkt een wetaanpassing ter bescherming van het Stoomschip Rotterdam zo specifiek en eenmalig dat deze niet opportuun moet worden geacht. Ook plaatsing op de lijst Wet Behoud Cultuurbezit (WBC) is in dit geval niet mogelijk. De WBC is bestemd om waardevolle zaken voor Nederland te behouden en export er van te voorkomen. In geval van de SS Rotterdam is dat niet aan de orde: het schip komt naar Nederland toe.

De Raad voor Cultuur concludeert dat de rijksoverheid zich het lot van de SS Rotterdam dient aan te trekken, door middel van beleidsontwikkeling en / of het beschikbaar stellen van financiële middelen. De symboolwaarde, de ensemblewaarde, de integratie van interieur, ontwerp en techniek, de uniciteit van de SS Rotterdam en het maatschappelijk draagvlak voor varend erfgoed rechtvaardigen die conclusie. De rijksoverheid dient wel een aantal voorwaarden te verbinden aan zijn inspanningen. De waardestelling, per ruimte en kunstwerk, dient het uitgangspunt en afwegingskader te vormen bij restauratie, herstel en vernieuwing van de SS Rotterdam. De Raad acht het van groot belang vooraf procedures te ontwikkelen waarlangs de restauratie vorm kan krijgen. Een begeleidingscommissie met inhoudelijk deskundigen dient actief bij de werkzaamheden te worden betrokken. Deze zal ook randvoorwaarden moeten formuleren voor het hergebruik ten dienste van behoud en beheer. De Raad is graag bereid naar aanleiding van het waardestellende onderzoek nader te adviseren over het vervolgtraject.

Aan dit alles gaat wel de volgende overweging vooraf: ‘Met welke reden dient de SS Rotterdam te worden behouden?’ Indien het alleen de wetenschappelijke waarde betreft dan kan het uitgebreid documenteren van het schip, op zijn uiteenlopende aspecten, volstaan. Via bijvoorbeeld beeldmateriaal, bouwtekeningen en oral history kan de geschiedenis en betekenis van de SS Rotterdam worden overgedragen aan volgende generaties. Indien ook de belevingswaarde voor een breed samengesteld publiek de centrale doelstelling vormt – die overigens ook ten grondslag ligt aan beleid tot cultuurbehoud zoals verwoord in de Monumentenwet, WBC en Archiefwet – dan is het scenario van behoud evident.

Dit advies is voorbereid door de Bijzondere Commissie Monumenten en Archeologie welke voor deze gelegenheid is versterkt met interieurdeskundige mw. B. Laan en scheepsbouwdeskundige dhr. H. Dessens. De Raad voor Cultuur hoopt u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

Hoogachtend,

mr. W. Sorgdrager, Voorzitter
dr. J.A. Brandenbarg, Algemeen secretaris